Vorige maand ging het viral: een nieuw nummer van muzikant Nigel Sean, waarin hij een ode aan het mbo brengt. En terecht! Tijdens de Corona pandemie bleek immers al eens te meer hoeveel ‘vitale beroepen’ juist door mbo-geschoolden uitgeoefend worden. En ook de personeelstekorten waar we dagelijks last van ondervinden, bevinden zich bij uitstek in het werk van praktisch geschoolden (denk aan de kinderopvang of de vervoerssector).
Kortom: hulde aan Nigel Sean, die velen wist aan te moedigen om het mbo uit het verdomhoekje te halen. Want natuurlijk is dat meer dan alleen een kwestie van ‘meer geld beschikbaar stellen voor het mbo’. Het gaat vooral om de bewustwording van onze beeldvorming, ten aanzien van het mbo en praktisch geschoolden.
Wat me echter opvalt is dat de toenemende – positieve – aandacht voor het mbo nog lang niet altijd gelijk op gaat met meer erkenning en aandacht voor praktisch geschoolden in hun werkende leven.
Ik hoor leidinggevenden en/of HR wel vaak verzuchten dat ze problemen voorzien, omdat veel praktisch geschoold werk sterk aan verandering onderhevig is (denk bijvoorbeeld aan de gevolgen van verdergaande robotisering, automatisering en Artificial Intelligence). Maar ik zie ze tegelijkertijd nog regelmatig uitgaan van de overtuiging ‘dat de groep praktisch geschoolden toch niks wil, qua leren en ontwikkelen’ en ‘dat ze het liefst altijd hetzelfde doen, omdat ze dat goed en snel kunnen’.
De vraag is: wie is hier nu ‘de kip’ en wat is ‘het ei’?
Wat ik zie is dat – in de dagelijkse werkomgeving van praktisch geschoolden – vrijwel alle aandacht uitgaat naar hoe zij zo maximaal mogelijk productie kunnen leveren. “Het gaat hier de hele dag om productie: aantallen, aantallen, aantallen”, vertelde een operator me enige tijd geleden. “Zodra je eens iets nieuws wilt uitproberen omdat je daarvan wilt leren, ben je al op voorhand achter je productietarget aan het aanrennen”. Dus is het logisch dat medewerkers zeggen: ‘Laat mij maar steeds hetzelfde doen, dan weet ik zeker dat ik het kan en op tijd af krijg’.
Als er dan ook nog eens een berg aan voorschriften en werkinstructies over medewerkers uitgestrooid wordt, bedoeld om ze allemaal op dezelfde wijze ‘binnen de lijntjes te laten kleuren’, is dat net zo min een uitnodiging om eens iets op een andere en wellicht betere/handigere manier te proberen, waar je van kan leren.
En doet zich onverhoopt een probleem voor in de werkuitvoering, waar de werkinstructies en protocollen geen antwoord op bieden, dan wordt het probleem vaak opgeschaald naar een hoger echelon in de organisatie. Wat kan de medewerker daar zelf nog van leren, als hij/zij niet meer betrokken is bij het oplossen ervan?
Leren tijdens de dagelijkse werkuitvoering komt dus al gauw op een laag pitje te staan.
Komt in de organisatie vervolgens de vraag naar boven: ‘Hoe zorgen we nu dat onze praktisch geschoolde medewerkers blijven leren en ontwikkelen?’, dan lijkt het volgen van cursussen nog de enige optie om dat leren af en toe een boost te geven. Wederom een kip-ei-patroon, want de medewerker staat vaak niet te trappelen (mede als gevolg van negatieve scholingservaringen uit het verleden) om verplicht op cursus te gaan. Hoe meer de druk opgevoerd wordt, hoe averechtser het uitpakt.
Hoe kunnen we die kip-ei-patronen doorbreken? Nigel Sean begon er al over: doorbreek de beeldvorming!
Een paar tips:
- Kijk eens naar de organisatie van het dagelijkse werk van praktisch geschoolde medewerkers in je organisatie. Welke ruimte is er voor medewerkers om af en toe iets ‘anders dan anders’ te doen en daarvan te leren? Als zij aangeven ‘het liefst de hele dag hetzelfde doen’ kun je je afvragen: in hoeverre heb je dat als organisatie/leidinggevende zelf gecreëerd en in stand gehouden?
- Zet eens de bril op van ‘mensen zijn van nature lerende wezens, dus iedereen wil blijven leren’. Wat zie je dan? Waar zie je wel nieuwsgierigheid, betrokkenheid en leergierigheid van praktisch geschoolde medewerkers, omdat ook zij hun werk zo goed mogelijk willen doen?
- Haal eens (met medewerkers samen!) kritisch de bezem door alle werkinstructies, vanuit de gedachte dat praktisch geschoolde medewerkers vooral vakmensen zijn, die al vanuit zichzelf graag goed en betekenisvol werk willen leveren.
Meer lezen?
In het boek ‘In de leerstand’ ga ik diepgaander in op het blijven leren van praktisch geschoolde medewerkers en hoe je dit in de dagelijkse werkcontext kunt stimuleren.